In een wijk die iedereen kent maar waar velen niet willen wonen, lopen we naar het startpunt. Van wat ik weet, is het geen rustige wijk, de bewoners zitten vaak gezellig met een krat bier voor de deur. Maar nu is het opvallend stil, geen mens op straat, gordijnen dicht. Waarschijnlijk komt dit door de voorstelling ‘Gluren’ van Hoge Fronten/ Lieke Benders, waar deze wijk vandaag het toneel van is. Niet iedereen zit te wachten op de gluurders. Alhoewel, sommige deuren en ramen staan uitnodigend open, ondanks dat ze niet bij de route horen.
We krijgen allemaal een pet met het woord: ‘gluurder’ erop. Ik moet erom lachen. Zonder schaamte zet ik ‘m op, het is een voorstelling, dus vandaag mag het. Al moet ik bekennen dat ik altijd graag en openlijk bij de mensen naar binnen kijk, figuurlijk maar ook letterlijk, altijd nieuwsgierig naar het leven van de ander. Ik twijfelde dan ook geen seconde om me in te schrijven.
In een toeristentreintje worden wij, de twaalf gluurders met blauwe petten, door de wijk gereden terwijl een mannelijke stem flarden vertelt over het leven van enkele bewoners waar we langs rijden. Wie kijkt naar wie, vraag ik me even af. Maar de stem neemt me mee en de wijk krijgt een gezicht. Het valt me op hoe mooi sommige huizen zijn. Met zorg zijn de gevels opgeknapt en tuintjes gewied. En ook het leven achter de voordeuren komt dichterbij, hier wonen mensen, net zoals jij en ik.
Na de rondrit mogen we te voet verder. Overal waar de blauwe G achter de ramen prijkt, mogen we ongegeneerd naar binnen kijken en blauwe trapjes markeren waar je over de heg mag gluren. Sommige bewoners zijn thuis, andere niet. Het voelt toch een beetje vreemd. Alsof dat niet conform afspraak is als de bewoner thuis blijkt te zijn, het voelt zo betrapt. Terwijl ik altijd wel eens naar binnen kijk als ik langsloop in een straat. Maar nu houden we met zijn allen onze neus tegen het raam gedrukt. Openlijker kan natuurlijk niet. Een licht gevoel van ongemak kan ik niet ontkennen.
Bij sommige huizen mogen we zelfs een paar minuten naar binnen. In het begin valt vooral op hoe het hele project tot in de detail is bedacht en uitgewerkt. Bij de huizen waar we naar binnen mogen, wacht een suppoost ons op in formeel blauw pak. Binnen liggen bordjes, papier met uitleg of bandopnames van de bewoners of iemand die vertelt over de bewoner of zijn of haar spullen. Met een druk op de knop verzoekt een vrouwenstem ons vriendelijk maar duidelijk het huis weer te verlaten. Niemand die erover denkt hier tegenin te gaan. Weer buiten stuurt de suppoost ons in de goede richting. Op de stoep staan blauwwitte pijlen die verder de wegwijzen. De blauwe G’s achter de ramen. Je zult hier zeker niet verdwalen, hooguit in je eigen verbeelding die dit alles oproept.
Want de huizen roepen diverse emoties op. In het eerste huis alom gegiechel. Is dit echt? Woont hier echt iemand, dag in dag uit? Met zorg is alles ingericht, niet de smaak van de meeste gluurders blijkt uit de eerste reacties. Maar hoe mooi als uit een gedicht blijkt dat alle spullen in dit huis een tweede leven hebben gekregen. In het tweede huis zit de bewoonster zichtbaar in de kamer. Als kind, bij een razzia, heeft zij een Joods jongetje gered door hem mee te sleuren en in een greppel weg te duiken. Even is het leven van deze vrouw en de impact van de tweede wereldoorlog in deze wijk voelbaar en heel dichtbij. Je kunt de klok horen tikken van de stilte, iedereen is onder de indruk. Ze zwaait vriendelijk als we weer weggaan. Ik zou eigenlijk nog willen blijven, met haar willen praten. Of een knuffel geven, zo dichtbij voelt het. Toch een beetje vreemd, want wat weet ik nu echt van haar?
Een wat rommelige kamer vol reizigersattributen volgt, hier mag je zelfs ín de kast kijken, maar dat gaat sommigen toch echt te ver. Er ligt wat gereedschap. Buiten zit iemand onder het prieeltje, is dat de bewoonster? Ik kan er alleen maar naar gissen. Bij het laatste huis wordt gevraagd plaats te nemen op de banken. Bijna de hele kamer is ermee gevuld. We luisteren naar een opname waarin de bewoner vertelt over de betekenis van deze kamer, van zijn spullen die her en der in de ruimte staan. Als blijkt dat de hoekbank ook als bed dient, lijken de gluurders opeens wat minder gemakkelijk te zitten. Het voelt dubbel vreemd, want terwijl wij naar de bewoner zijn stem van een opnametape luisteren, zit hij zelf op nog geen twee meter afstand van ons, buiten op een bankje. Zo dichtbij en toch veraf. En weet je wat? Volgens mij zou ik hier best kunnen wonen.
‘Oordeel niet over anderen, voordat je dezelfde levensreis in zijn schoenen hebt gemaakt’
Ps1. Ik vraag me wel af hoeveel mensen deze bewoners gaan begroeten op straat. Ik zie de gezichten van de bewoners al voor me: ‘Ken ik jou?’. Nee, maar ik jou wel, denk ik…
Ps2. Wil je ook verdwalen in je verbeelding? De voorstelling is nog te zien: http://www.hogefronten.nl/producties/theater-op-locatie/gluren.html
Mooi geschreven Mirte. Precies zo hen ik het ook beleefd uh… genoten. Na de tocht met Liesbeth nog gemijmerd over de verhalen. Zij zegt dat élk mens een verhaal heeft. Mmm…. mss hebben we daar mensen (schrijvers) als jij bij nodig
dankjewel Jos,
inderdaad, iedereen heeft zijn eigen verhaal, daar ben ik altijd nieuwsgierig naar